! TRIGGERWARNING !
De tekst hieronder omvat expliciete beschrijvingen over automutilatie en overweldigende depressieve gevoelens.
Jarenlang, maar werkelijk jarenlang, beschadigde ik mijzelf. Het grootste deel van mijn leven deed ik mezelf onrecht aan, doordat ik de last van het bestaan niet kon torsen. Mijn vroegste herinneringen zijn die waarbij ik mezelf pijn deed. Ik sloeg mijn polsen blauw met hamers, ramde met mijn vuisten tegen de ruwe stammen van dikke bomen. De pijn was niet te harden. De pijn was dan ook verre van mijn doel, al wist ik dat toen zelf nog niet. Ik ging ervan uit dat ik het voor de aandacht deed. Juist daarom schaamde ik me vreselijk. Er zijn heel wat gezonder, acceptabeler en sympathiewekkender methoden om aandacht te krijgen. Toch ging ik door.
Al die tijd echter, vond ik zelf niet het antwoord op waarom ik deed wat ik deed.
Totdat de afgelopen jaren, waarin ik moeder ben geworden en volledig gestaakt met deze folteringen, langzaam aan een besef binnen druppelde; juist omdat ik ermee gestopt was. De belangrijkste belofte die ik ooit aan mezelf deed, kwam namelijk op het moment dat ik wist dat ik moeder werd: mijzelf nooit meer fysiek te saboteren. En toen drong het gedachtegoed over waarom ik het altijd gedaan had, zich mondjesmaat aan me op.
Twintig jaar lang heb ik mezelf in meer of mindere mate gepijnigd en mijn eerste reactie in stressvolle situaties is er dan ook nog steeds een van teruggrijpen naar het meest bekende: méér pijn veroorzaken. Maar waarom blijft die eerste reactie toch zo vastgekoekt zitten in mijn repertoire van stressresponsen? Waarom deed ik het al die jaren zo? Waarom kan ik het nu plots wel laten? En waarom hunkert mijn lijf er af en toe wel nog naar?
Omdat wat erin zit, erúít moet, zo weet ik nu.
O zoveel pijn voelde ik, in mijn binnenste. Zoveel angst. Zoveel verdriet. Het was veel meer dan mijn zevenjarige ik kon verduren. Het was twintig jaar later nog steeds veel meer dan mijn zevenentwintigjarige ik kon verdragen. De wanhoop die iedere dag eerder opkwam dan dat dat de zon verscheen, was meer dan mijn ziel verteren kon. Het verslindende lijden dat mijn brein woest bonkend verscheurde, nekte me. Het idee dat ik niet sterk genoeg was de dagen te trotseren, vrat zich een weg door de zenuwen in mijn lichaam. Het zat daar maar in me te etteren, opgesloten in mijn kop en in mijn lijf.
Het moest eruit. Ik kon die radeloosheid niet in onzichtbaarheid dragen. Hij moest zichtbaar worden. Het moest gezien worden, zodat het begrepen zou worden. Het gewicht van mijn wanhoop dreigde me te verpletteren. Ik moest gered worden.
Ik brandde mezelf met kokend water, sigarettenaanstekers uit de auto, stijltangen, bleekmiddelen en ontstoppingsmiddelen. Ik hongerde me uit tot kasplant. Ik sprong uit het raam van de eerste verdieping en probeerde mezelf een watervergiftiging te drinken. Alles wat scherp was, bewaarde ik in een speciale doos, voor later intensief gebruik. Ik deed het ’s ochtends vroeg om vijf uur en midden in de nacht om één uur. Ik deed het op mijn slaapkamer, in de badkamer, in de auto, in de bossen, op de vloer, in bed. Ik deed het in stilte, terwijl ik mijn tanden bijna op elkaar kapot beet. Ik deed het vooral altijd, maar echt altijd, helemaal alleen. Als een angstig, wild dier in een hoek gedreven, was ik alleen, onkundig om om te gaan met wat mij overkwam. Beschaamd over wat ik deed en wat ik voelde.
Maar ik wilde niet zelfdestructief zijn. Integendeel. Ik zocht naar een manier om mezelf te redden. Ik zocht een weg via waar ik de kolkende magma die me vanbinnen verbrandde, kon laten uitbarsten. En daarom is mijn eerste antwoord op overbelasting er nog steeds een van neigen naar het zichtbaar maken ervan. Niet omdat ik aandacht wil, maar omdat ik bang ben dat de magma weer begint te koken.
Terwijl ik nu echt beter weet hoe het moet. Hoe het zware gewicht te dragen en niet meteen verbrijzeld te worden. Ik weet dat ik de pijn zichtbaar kan maken als het nodig is, op andere manieren, en dat die me eindelijk voldoende lucht en kracht geven om staande te blijven. Soms nog steeds wankelend, maar toch staande.
Schrijven. Dansen. Roepen. Ruzie maken. Knuffelen met mijn koninklijke kroost. Autorijden naar nergens. Fietsen naar ergens. Iemand opzoeken. Ik weet iets beter hoe het moet. De pijn verandert niet altijd zomaar meer in gloeiende etter in mijn binnenste. Ik kan hem denk ik wel dragen, met de juiste hulplijnen.
De fysieke littekens zijn nog steeds meer dan zichtbaar. Ze zijn onfraai. Ze zijn hinderend. Ze zijn ontzettend, oneindig permanent. Maar tegelijkertijd zijn ze een belangrijke reden dat ik nog besta, denk ik. En ik kan er nu in ieder geval over schrijven.
ja Robin zelfs ik probeer je te begrijpen en dat lukt deels daar ikzelf ook in een hele erge depressie heb gezeten toen wij vier jonge kinderen hadden en daarvoor zware medicatie en wél de juiste hulp kreeg gelukkig. maar op die momenten val je eerst in een heel diep dal waar je (volgens je eigen brein) onmogelijk uit kunt klimmen en dat verergert je donkerste gedachten
alleen maar! en ook ik had zeldmoordneigingen want het hoefde allemaal niet meer…
ook had ik terugvallen natuurlijk maar langzamerhand en met veel doorzettingsvermogen
dat ik mijn kinderen en lieve man niet in de steek kon laten ben ik er tóch uitgeklauterd!
nu gaat het weer prima met mij en mag ik genieten van onze inmiddels volwassen kinderen en hele lieve kleinkinderen en er komt er bij onze jongste dochter in July haar eerste! ( even ter aanvulling de eerste 2 waren kort op elkaar, toen paar miskramen, toen wegens operatie niet zwanger mogen worden en dan eindelijk in verwachting van onze derde en dan besloten om ook nog maar een vierde erbij te nemen. dus leeftijdsverschil tussen oudste en jongste 10 jaar)
nou Robin dat is wat ik ervaren heb en ook jij bent die sterke moeder die de hele wereld aankan als ze wil!!! veel sterkte ermee… 😉