Ze is weg. Het huis is weer een standje stiller, mijn nest een stukje leger. Ons tweede meisje gaat nu ook naar school en is vanaf nu gebonden aan plichten. Tot aan haar pensioen. Ik vind dat zoiets walgelijk groots. Die zee van verantwoordelijkheden die vanaf nu over haar heen gaat golven. School, speelafspraakjes, zwemles, sporten, nog meer school en dan naar alle waarschijnlijkheid carrière moeten maken om zelf boterhammen te kunnen betalen als ze op haar drieënveertigste het huis kan verlaten.
Deze schets is natuurlijk nogal zwartgallig van aard. Voor veel mensen is deze opsomming ruim voldoende om hun leven naar wens in te vullen. Voor mijzelf is ie altijd angstaanjagend geweest. Vandaar ook dat ik blijkbaar telkens mijn kinderen met grote angst de wereld instuur wanneer hun schoolgaan zich aandient en stap één van start gaat. Mijn neiging mijn klauwen uit te steken en ze terug mijn veilige hol in te sleuren is af en toe maar moeilijk bedwingbaar.
Het is stom uiteraard. En een reëel gevaar voor projectie. Want de rest van de mensheid lijkt zo uitstekend te gedijen op het ritme dat onze vorm van de maatschappij oplegt aan individuen. Dus waarom zouden mijn kinderen daar niet in passen? Omdat ik er niet in pas? Dat zou nogal kortzichtig zijn.
Dus laat ik ze los. De hand van de juf pakt haar handje aan, dat ik daarnet nog al vier jaar lang vasthield, en daarmee glibbert ze steeds een beetje verder de zee in.
Hebben we genoeg gedaan om haar te leren zwemmen tussen de golven? Zal ze weten waar haar reddingsboeien liggen als ze moe wordt van watertrappelen? Beseft ze dat ze altijd terug naar de kust mag, zelfs als de rest van de mensheid wel moeiteloos in die grote zee zwemt?
Op de kust of zwemmend tussen de haaien; hopelijk weet ze dat ik altijd opnieuw haar hand in de mijne zal nemen, als ze dat nodig heeft. Ze mag op mijn rug klimmen en meeliften tussen het meedogenloze water. Ik blaas boten, gooi reddingsboeien en steek oceanen voor haar over, als ze dat nodig heeft.
Maar zoals ze zich daar staande houdt, in haar nieuwe klas, samen met haar grote zus. Maar zoals ze lacht en straalt van trots. Maar zoals ze stáát en precies aan me uitlegt hoe ze het wil. Maar zoals ze dat toch doet. Zij is niet bang voor de zee. Nee, ze springt. En zwemt.
Ze kan zwemmen hoor, mijn meisje.

nou Robin, knap van je dat je haar durft los te laten en het is natuurlijk heel moeilijk
voor je gezien je eigen verleden maar daar ben je toch maar mooi als een geweldige
vrouw (kapitein van het schip) uitgekomen die alle zeilen wapperend weet te houden…
en natuurlijk weten je kinderen dat ze ten alle tijden op je terug kunnen vallen en dat
je hen helpt om terug naar de kust ( jou) te komen als ze dreigen te verzuipen!!! 😉