Recentelijk ben ik een schrijfcursus gestart. Één onderdeel daarvan was iedere dag, op gezette tijden, drie willekeurige schrijfonderwerpen te bedenken. De eerste scheet die in je brein voorbij getuft zou komen in de vorm van het een of andere woord of concept, zou prima zijn en genoteerd moeten worden in lijstvorm. Op die manier zou je nooit meer kunnen roepen dat je geen schrijfinspiratie hebt, want je bezit immers uiteindelijk een lijst vol met breinscheten die ter inspiratie kunnen dienen voor eender welk schrijfsel.
Vergeetachtig maar nauwgezet als ik ben, staat nu iedere dag om zeven uur ’s avonds een wekker, om mij eraan te herinneren drie mogelijke onderwerpen te noteren; tringeling en laat je hersenen maar even malen totdat er drie woorden, frases of ideeën de revue passeren.
Het lijstje op zich wordt iets grappigs, merk ik nu. Iets grotesks bijna, vanwege de uiteenlopende hoeken welke het in geslingerd wordt. Er is geen lijn in te ontdekken, en die noodzaak is er ook volledig niet, maar toch brengt de diverse opeenvolging van zaken me zo af en toe een glimlach op mijn gezicht.
Het gaat van “de stilte in de nacht”, naar “alle manieren waarop ik waarschijnlijk mijn kinderen verpest”, wordt doormidden gehakt door “piemels” en vervolgt zijn route naar “moestuinieren”, om te eindigen met een idee over “swingen in parenclubs”.
Ik begrijp zelf al in het geheel niet meer waarom juist deze kwesties uit mijn verstand ontsproten zijn, maar ook dat doet dus volledig niet ter zake. Wat me wel enigszins zorgen baart en me het doel van de lijst voorbij lijkt te schieten, is dat ik steeds opnieuw met geen enkele van de genoemde zaken van die reeks aan de slag ga, maar nu dus zit te schrijven over hoe de lijst in theorie zou moeten werken.
Maar hij werkt niet!
Want dan had ik nu wel over piemels geschreven.