Onbillijkheid

Onze dreumes werd een peuter en mat zichzelf tijdens dat proces meteen een tirannieke diva-status van jewelste aan. Het manifesteerde zich vanochtend ten volle in de Lidl (spreek uit: [Lie-dul], voor alle stugge Li-dul zeggers). Na een ontbijt doordrenkt van dikke tranen en half opgeblazen snottebellen vanwege het willen eten van de maaltijd van de grote zus, terwijl zijzelf exact hetzelfde voor haar neus had staan, vertrokken we K3-liedjes zingend in de auto richting de winkel in een dorp verderop. We betraden de winkel en ik herinner me nog kristalhelder hoe de ellende aldaar begon en met welk voorwerp bovendien.
De kinderwinkelwagentjes.
Ze zijn zowel een zegen als een vloek. Vandaag bleken ze toch voornamelijk een vloek, op deze overduidelijk goddeloze zondag.
   Ik had besloten dat de oudste wel zo’n racekarretje mocht en de jongste niet. Je reinste ongerechtigheid uiteraard, maar af en toe breekt nood wet en mama de regels. Ik had geen zin om halverwege de supermarkt weer met mijn eigen kar én het boodschappenwagentje van de jongste te moeten chauffeuren, dus ik had samen met mezelf unaniem besloten dat zij haar plek in mocht nemen op de kinderzetel van mijn eigen wagen. Ik vond het een waterdicht plan dat me veel rugpijn en meerdere situaties met handen tekort, zou schelen en ze zou chocola mogen dragen en broodjes kiezen ter compensatie; wat viel daar tegenin te brengen?
   Een hele opeenhoping aan protesten, bleek er tegenin te brengen. En dit werd dan ook onmiddellijk tentoongesteld middels luidruchtig gehuilde tranen en uitgejoelde kreten over de aangedane onrechtvaardigheid. De peuter schopte en tierde semi-stuiptrekkend en probeerde zich uit de beklemmende greep te wurmen waarin ik haar ondertussen hield. Ik was vastbesloten haar in mijn kar te posteren voordat ze zo’n kinderwagentje te pakken zou hebben, dus er kwam wat spierkracht aan te pas. Uitgejankt snot vloog in het rond en werd over verschillende handen en wangen uitgesmeerd achtergelaten, om op te drogen tot groenige uitgeharde plakkaten neusslijm. Ledematen van haar en mij sparden om beurten omhoog het luchtledige in, terwijl geen van beiden won of opgaf. Ik jammerde intussen half smekend over beloofde chocola en broodjes, mijn hummel nog steeds over het onrechtvaardige dictatorschap en de erbarmelijke omstandigheden waarin ze moest leven onder mijn regime. Bijstanders lachten ongemakkelijk of probeerden ons duikend en bukkend te ontlopen.
   Één man vond het aandoenlijk; zo’n kleintje dat haar ongenoegen over haar moeder zo te kennen gaf onder het toeziend oog van winkelende Lidl klanten. Hij begon ons van commentaar en terugkoppeling te voorzien terwijl hij een zelfingenomen glimlach op zijn tronie droeg.
Mama zou het niet leuk vinden zo, de peuter kon toch zeker wel wat vrolijker zijn, nou hèhè wat een gedoe, zo konden we toch zeker geen komkommertjes kopen, het was toch zo gezellig, kon ze nou niet gewoon lachen, dit was wel een beetje zwaar voor mama, hé kop op nou.
   Mijn arme drommel echter is geboren op de vooravond van het coronatijdperk en als gevolg daarvan behoorlijk schuchter en schuw bij vreemden. Nu had ze dus plotseling nog meer reden exorbitant te snikken en te snotteren. Haar volume werd verhoogd, de intensiteit opgevoerd.
   Worstelend vervolgden we onze weg langs de kroppen sla af, om in ieder geval de afstand tussen onszelf en de vreemde meneer te vergroten, waarna we ons pardoes als bij wonder op de geurige broodjesafdeling bevonden. Mijn spruit rook en zag het ook, haalde de uitloper aan snot op haar snotgootje terug haar neus in, slikte het door en was nu eindelijk voor rede vatbaar. Ze zocht een broodje uit, samen met haar grote zus die zich goddank koest gehouden had terwijl voorgaand drama zich voltrok. De storm was gaan liggen en in vrede werkten we ons boodschappenbriefje verder af.
   Eenmaal onze inkopen afgerekend en in de verkoelende buitenlucht geraakt, ontsnapte me een diepe zucht bij wijze van ontlading na de eerdere catastrofe. Met in beide handen een zware, volgeladen boodschappentas commandeerde en hoedde ik mijn kinderen bij elkaar en dichtbij mij, over de parkeerplaats heen. De jongste had klaarblijkelijk toch nog een stuk peper in haar reet na het gebeurde, want zij zette net een onbeheerst en baldadig loopje in. Ik stootte nog iets uit van:
“Loop nou rustig hier en dichtbij mama blijven!” maar het mocht niet meer baten.
Mijn kleinste meisje struikelde over de snelheid van haar eigen voeten en belandde meedogenloos in een opengeslagen pizzadoos vol met kleffe, aangekoekte en vastgesmolten resten kaas, tomatensaus en uitgeknauwde deeghompen. De rechterkant van haar gezicht, haar jas en mijn aversie tegen eindeloos wasjes draaien waren beestachtig besmeurd en bevuild met gore etensresten van iets dat al twee keer eerder opgegeten en uitgespuugd leek. Het was gruwelijk.
Mijn nakomeling zag de ernst ook in van de situatie en zag haar kans schoon het opnieuw op een paniekerig brullen te zetten. Dit keer hurkte ik naast haar op de grond, tilde haar omhoog, plukte resten geraspte kaas van haar jas en deed uit volle borst met haar mee.

1 gedachte over “Onbillijkheid”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *