Ik zit eronder

Ongeveer vijf jaar geleden, toen de oudste toe was aan vast voedsel, besloot ik dat ik het van absoluut levensbelang vond dat we dit via de Rapley methode aanboden. Dat wil zeggen: in stukken en niet gepureerd en je laat je kind zoveel mogelijk zelf het voedsel ontdekken, zonder allerhande bemoeienis. Zo’n klein mensenjong gooit dan natuurlijk de hele flikkerse bedoeling meestal tegen je muren en vrij weinig in zijn of haar mond, maar dat hoort erbij. Alles voor een gezonde relatie met eten en het zou ook uitstekend zijn voor de handoogmondvoettong-motoriek.
   Die trend zijn we door gaan zetten bij de rest van het grut dat we voortbrachten. Al is het nu bij nummer drie en vier meer vanuit praktisch oogpunt, dan dat ik me nog erg goed kan herinneren waarom ik me hier ooit zo druk over maakte. Twee baby’s tegelijkertijd voeren, terwijl je zelf ook moet eten, is namelijk een onmogelijkheid. Dus krijgen ze hele hompen banaan en korsten brood naar zich toe gesmeten als ware het gekooide leeuwen en daar zoeken ze het maar mee uit. We tellen van “3…2…1… los!”. En los gaan ze.
   Want waar we de eerste nog wel eens een halt toe konden roepen als ze werkelijk de havermoutpap met een lepel tegen het plafond zat te katapulteren, hebben we daar bij deze jongste helft van ons kroost allerminst de tijd of aandacht voor. Er zitten nog twee kippetjes in onze oren te tetteren over hoeveel snoep ze vandaag hebben kunnen eten op hun speeldates en waarom wij nóóit iets lekkers in huis hebben en de saaiste ouders ter wereld zijn, dus we zien wel wat de schade is als we de tafel af gaan ruimen. O en schade is er.
   Tussendoortjes zijn we gelukkig af gaan schaffen bij onze mannen. Ze eten af en toe ’s middags wat kluiten gras en onkruid en dat vinden we meer dan voldoende. Dat komt er dus op neer dat we slechts driemaal per dag de rekening van onze opvoedkeuzes krijgen, wat eten betreft althans. Meestal zien we tijdens de maaltijd in onze ooghoeken al of het vreselijk, of ronduit eindeloos afgrijselijk, zal worden om op te ruimen wat die aapjes hebben veroorzaakt. Dan zitten we echter nog in de ontkenningsfase en bedenken we dat we het toch iedere dag maar weer flikken. We kunnen het. Denken we.
   Na de maaltijd daarentegen begint het. De vaatdoeken zijn niet aan te slepen, net als de vochtige wegwerpschoonmaakdoekjes die we zeer weinig milieuvriendelijk verslinden. Kruimel na kruimel, kapot getrapt prutje na kapot getrapt prutje, schrapen we van de vloer. Gezeten op onze knieën, leunend op onze handen. (Ik zeg ‘we’, maar meestal ben ik het omdat mijn man “eerst even zal beginnen om de vaatwasser in te ruimen”, dat begrijp je wel.)
   Vandaag spande echter de kroon, in mijn onvrijwillig opgelegde schoonmaakcarrière. Ik leunde op handen en knieën en zakte nog wat lager naar de grond zodat ik verder kon reiken richting een stuk notenbrood met plakkerige honing onder tafel, toen de oudste van de tweeling aankwam. Op zijn loopfiets. Bruusk fietste hij op me af en roetsjte zo dóór mijn bij elkaar geveegd hoopje etensresten. Hij stopte. Precies daar in het hoopje dat volledig naar de bliksem was. En hij keek op me neer. Hij snoof, zette een schalkse glimlach op en deed twee keer van “vrom vrom” terwijl hij zijn loopfiets weer in beweging bracht. Kleine stukjes notenbrood bleven aan de wieltjes plakken en maakten een spoor van bruine smurrie over de houten vloer. Nog eenmaal keek hij om. Omlaag, naar mij daar beneden hem.
Ik pakte nog wat wegwerpdoekjes en kroop nederig achter hem aan om het spoor uit te wissen. Toen ik later de doekjes in de prullenbak gooide, zag ik mijn waardigheid er verkruimeld tussen liggen. 

1 gedachte over “Ik zit eronder”

  1. Ria Poirters

    oooh wat erg Robin en Marc die zooi van jullie kroost maar aldoende wordt men wijzer… en slimmer… en ‘laat de boel de boel maar…’ en tóch zit je er niet onder maar sta je letterlijk erboven!!! ( dat ervaar je later pas als ze allemaal goed terecht zijn gekomen)

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *