Vier ronde platen met foto’s van dolfijnen. De twee linkse beelden verschillende setjes dolfijnen af die onder water zwemmen. De twee rechtse platen bestaan uit exact dezelfde afbeeldingen, maar beide slechts net wat anders ingelijst in het ronde houten frame. Wie de taak had deze afbeeldingen op te hangen, bezit duidelijk geen greintje obsessief dwangmatig gedrag in zijn flikker, want anders krijg je het toch niet voor elkaar zo’n wanstaltige fout te maken. Vier dolfijnen zijn het, die uit het water omhoog springen. Of eigenlijk dus acht dolfijnen, op die twee kopieën.
Vermoedelijk zijn het tuimelaars. Ik ben niet erg thuis in de dolfijnen. Maar dat het geen beloega’s zijn weet ik zeker.
Ik stond ooit in de zee, toen een andere strandganger verwonderd riep dat een stukje verderop dolfijnen zwommen. Akelig vond ik dat. Ik zorgde meteen dat er weer enkele meters strand tussen mezelf en de zee ontstonden. Ik houd niet van zwemmende organismen. Ze zijn mooi om naar te kijken op plaatjes, maar niet om er vlakbij te zijn. Toch vind ik ze in deze ziekenhuiskamer ook niet om aan te zien. Al vijf dagen dezelfde twaalf dolfijnen; ze staan me tegen. Ze kijken verraderlijk schattig met hun zwarte kraalogen.
“We komen hem even vernevelen. Dat gaat hij niet fijn vinden en we moeten het iedere drie uur blijven herhalen als het werkt. Wellicht werkt het overigens niet”, zegt de smurf die net abrupt is binnen komen lopen. Een blauw mondkapje verbergt de onderste helft van haar gezicht en een lang blauw schort bedekt haar witte verplegersuniform. In isolatie, zitten we. In onze kamer, kamer tien, waart een virus rond, dus mag iedereen alleen naar binnen als ze verkleed zijn alsof carnaval laat valt dit jaar.
Blijkbaar hebben de witte en blauwe jassen een nieuw beleid bedacht in hun eigen kamer aan het eind van de gang en melden ze ons dat aan de hand van het masker, de slangen en de medicatie die ze al gereed hebben in hun gehandschoende handen.
Ik wil niet dat hij verneveld wordt. Niemand heeft me verteld waarom en ik wil hem nog meer ongemakken besparen. Ga weg, wil ik zeggen. Met je zetpillen, prikkende neusspray en je maskers vol met medicatie. Ga weg.
De dubbele setjes dolfijnen kijken me aan vanaf hun platen. Ze lachen, met hun vreemde snavelbekken. Hun ogen kijken dezelfde richting uit als vanochtend en gisteravond. Nog steeds bedrieglijk.
Ga weg, dolfijn. Ga weg.
