“Love does not begin and end the way we seem to think it does. Love is a battle, love is a war; love is a growing up.”
– James Baldwin
Elf jaar en vijf dagen geleden boekte ik een vliegreis naar Rome. Elf jaar en één dag geleden vloog ik naar Rome. Ik vluchtte voor de liefde, of iets wat ik verwarde voor liefde, of voor de verwarring over de liefde en seks, als je eenentwintig bent. Ik besloot mezelf volledig terug te werpen op mezelf, om te zien wat er zou overblijven. Ik boekte een erg goedkoop hostel, pakte veel te koude kleren in, omdat ik dacht dat het in november vast heus niet koud was in Rome, en stapte op het vliegtuig.
Het bleek een weekend dat juist de complexiteit van de liefde belichaamde, als ik nu terugblik. Elf jaar geleden schreef ik er ook al eens over, alsof het een mop was destijds. Ik ontmoette namelijk een Ier, een Zweed, een Indiër en een piloot kwam me opzoeken. Het klinkt nog steeds een beetje als het begin van een grap, dat moet gezegd worden. Met alle vier was echter iets gaande, op het gebied van de liefde.
De Zweed speelde maar een kleine rol tijdens mijn lange weekend Rome. Hij liep op straat, overlaadde me met complimenten, vroeg me mee uit en verstond bovenal als geen ander de kunst van het hoffelijk flirten. Hij was niet opdringerig, vleide me slechts met innemende woorden en accepteerde mijn beleefde weigering iets met hem te drinken. Hij stond symbool voor de snelle, onschuldige flirt, die soort die de liefde niet besmeurt of miskent. Het was oprecht en vrijblijvend, met respect. Hij creëerde het speelse deel van de liefde.
De zeer aantrekkelijke Ier had een vrouw, twee kinderen en een goed betaalde baan in de paardenwereld. Hij zat toevallig naast mij in de shuttlebus die ons naar het centrum van Rome bracht. Als ik na onze eerste vijftien minuten praten “ja” had gezegd, had ik die nacht in een heel wat chiquer hotel geslapen dan in mijn eigen geboekte hostel. De man was bereid, zoals hij ongetwijfeld al vaker had gedaan, de liefde voor zijn vrouw en kinderen te verloochenen daar en dan in Rome. Hij zou scheuren creëren in een gezin en in de levens van minstens drie anderen, voor het plezier van de kortstondige jacht. Wellicht zouden ze het niet te weten komen. Zeer waarschijnlijk zelfs. Maar alsnog zouden de scheuren er zitten. De illusie van een heel gezin, gestoeld op een craquelé woestijngrond van kloven. Ik wimpelde de Ierse paardenmeneer af. Maar mijn gestreelde ego gaf hem toch mijn telefoonnummer mee. Hij was het symbool van de alles aantastende en wegmaaiende ontrouw, waarop je meteen kans maakt het tegen te komen wanneer je je in het veld van de liefde bevindt.
De Indiër bleek een slag apart en was mijn kamergenoot in het hostel. We raakten aan de praat, hadden hetzelfde plan opgepakt richting het Vaticaan te wandelen en de paus te bekijken en bleken zelfs een gedeelde interesse te hebben in goedkope witte wijn op regenachtige novemberdagen. Na een lange dag liepen we gezamenlijk wat rozig terug naar het hostel, waar hij bij mij op bed kwam zitten, in plaats van op dat van hemzelf.
Hij was verbouwereerd dat ik die avond niet samen met hem in één bed wilde eindigen, omdat ik immers zoveel verwachtingen had geschept door de dag met hem door te brengen zoals ik had gedaan. Dat had inherent tot gevolg dat we het zouden bezegelen met juist die daad die de paus toch echt alleen bedoeld had voor na een huwelijksvoltrekking. Hij werd dwingend, wat gemeen en opdringerig. De Indiër probeerde me te kwetsen, misschien omdat ik hem dat onbewust ook had aangedaan. Hij stond symbool voor de verwachtingen in de liefde. De brute, niet nagekomen, verwachtingen in de liefde. De onuitgesproken of onterechte verwachtingen die leed veroorzaken en eenzaam achterlaten. De verwachtingen van een ander die soms voelen als verplichtingen. De verwachtingen die wellicht nooit verwacht hadden mogen worden.
De piloot kwam me de dag erna gezelschap houden. De piloot was iemand van het thuisfront, waardoor ik automatisch niet meer slechts op mezelf teruggeworpen was. Al was ik dat in al die dagen mogelijk nog niet werkelijk geweest. De piloot en ik zouden nooit een match zijn en daar was bij beiden bewustzijn over. Er hoefde geen diepgang te zijn om een aangename tijd te hebben. We bezochten enkele eetcafés en winkels en slenterden door de straten van een grijs Rome.
Hij stond symbool voor het onbevangene, het ongetemde. Hij stond symbool voor lust, meer dan liefde. Zonder liefde, eigenlijk. Kan het louter fysieke als liefde beschouwd worden?
Ik had mijn doel voor het weekend versjteerd met al die mannen. Met juist al dat complexe dat de liefde kan zijn. Ik was niet teruggeworpen geweest op mezelf. Integendeel. Ik had me laten leiden en laten dragen door de loftuitingen van mannen. Ik had me laten bezighouden door hen in een verwarrend spel van liefdesvormen. Het Colosseum had minder indruk gemaakt dan het slenteren en een etentje met de piloot. De Trevi fontein verbleekte bij de valse warmte die ik voelde toen de Ier me nog eens belde, of ik naar hem toe wilde komen. Het zien van de paus bleef me minder bij dan de gouden ring met robijn erin van de Indiër, om de vinger van de hand waarmee hij me aan wilde raken. Het beeld van het Forum Romanum vervaagde eerder, dan dat van de Zweed die me het hof maakte.
Ik wilde vluchten voor de verwarring, maar de liefde was complex, zowel in Nederland als in Rome. Ik was eenentwintig en het hol van de leeuw ingevlucht voor wie ik weg had willen rennen.
Gevlucht voor de liefde, gevangen in zijn monsterlijke klauwen.

nou nou nou Robin wat een avontuur daar in Rome destijds maar wel een ‘LEVENSLES’ waar je ongetwijfeld veel van geleerd zult hebben…….
groetjes Ria. 😉
Ja laten we dat dan maar hopen! 😉