Hierboven zit ik aan het bureau dat ik creëerde voor de expositie die samengesteld is met en door mijn volledige familie.
Mijn grootvader aan vaders kant was een creatief tekenaar, gaf een flinke scheut creativiteit door aan zijn eigen kinderen en die besloten er ook nog twee generaties aan vast te plakken die tevens het creatiemateriaal niet konden laten liggen. Een prachtig initiatief, om al die maaksels, van linoleumdruk, naar glas in lood, van tekening naar zombiepop en van schilderij naar beeldhouwwerk, samen te voegen en gelijktijdig tentoon te stellen als familie expositie.
En schrijfsels. Schrijfsels waren er ook. Waar anderen beeldmateriaal maakten, maakte ik zelf tekstmateriaal. Wederom, zoals zo vaak in mijn leven, was ik in feite de vreemde eend in de bijt. Ik maakte niet iets wat hap-slik-weg te verorberen was via een enkele oogopslag. Ik bracht iets tot stand waarvoor stil gestaan, of gezeten, moest worden. Waarvoor enige concentratie en discipline vereist waren, om te bikkelen door samengevoegde letters heen, en daarin de boodschap van de tekst pas op het einde te ontwaren.
Wat baalde ik van mezelf, toen ik het daar tussen al dat beeldmateriaal in zag staan. Dit bureau.
Die groteske tentoonstelling van de aanstelleritis die ik schep, tussen de kunst die de anderen maakten.
Per minuut die ik doorbracht op de tentoonstelling, werd de overtuiging van een gemaakte vergissing groter. Ik hóórde daar niet. Zoals ik zo vaak ergens niet hoor te zijn waar ik ben. Niet op de juiste plek, niet bij de juiste mensen. Boven mijn stand en boven mijn niveau, vertoefde ik.
Ik holde daarom continu achter de behoeften van mijn aanwezige kinderen aan, vluchtend richting de volledige ontkenning dat ik een plek verdiende op deze expositie.
Wat begon met trots, vanwege een relatief esthetisch ingericht bureau, modderde steeds meer richting een derrie van afkeer vanwege iets wat eigenlijk maar een kinderachtig product is van een eenzelvige ziel zonder fantasie of ambitie.
Vreemd is dat. Hoe het brein er met je vreugde vandoor kan gaan. Hoe het kan verwoesten waar je naar uitkeek. Hoe het je trots kan verpulveren tot een hoopje gruis.
Plots was daar de tweede dag. Tegen mijn instinct in had ik toch mijn tentoongestelde waar uitgestald laten staan, in plaats van het in mijn bolide te gooien en thuis ver weg op te bergen. En op de tweede dag verdween de schaduw, die mijn trots had verduisterd en vermorzeld. Enkele trouwe lezers namen een plaatsje aan mijn bureautje en prezen me. Meerdere loftuitingen kwamen me ter ore en ik voelde de bewolking in mijn hoofd weg trekken om ruimte te maken voor, nog steeds misplaatst aanvoelende, trots.
Misschien ben ik nog niet waar ik zijn wil, met dat geschrijf en getik van me. Waarschijnlijker nog is het, dat ik daar ook nimmer zal aankomen. Maar ik ben in de openbaarheid getreden met iets wat ik creëerde en ging daarmee met de spreekwoordelijke billen bloot. Bang en onzeker ten tonele verschenen, door plankenkoorts door de benen gezakt, maar door applaus ook weer rechtop gekomen.
Voor nu moet ik het daar maar even mee doen, in plaats van verlangen naar hoeveel vérder ik wil zijn. Voor nu sta ik hier. Met de billen bloot en met voldoende veren erin gestoken.

beste Robin, dat je goed met de pen overweg kunt was ons al bekend en
ik volg je ook trouw op ‘dagboek van een bezetene’ maar dat laatste is momenteel
al best lang helemaal niet meer het geval… dus die ‘veer in je reet’ heb jij dik verdiend want je bent toch maar mooi steeds een stap verder gekomen! (doorzetster…)
nog even over de tentoonstelling; knap dat je hebt doorgezet en ook ’s avonds toen
ik er was bleek de belangstelling flink voor dat ene tafeltje in het midden van al de rest.
Capeaux voor jou!!! 😉
Dankjewel voor nog meer complimenten!